Vaste aanneemsom flexibel?

In de praktijk wordt in de bouwsector regelmatig gewerkt met een vaste aanneemsom. Op deze manier heeft de opdrachtgever een duidelijker beeld van de kosten die met het overeengekomen werk gepaard zullen gaan. Dat ligt anders dan in het geval partijen afspreken om op regiebasis te werken. Dat wil zeggen dat de aannemer een vergoeding ontvangt voor de werkelijk gemaakte uitvoeringskosten (zoals arbeidsloon en materiaal) welke kosten op voorhand niet inzichtelijk zijn gemaakt.

Maar zelfs als tussen partijen een vaste aanneemsom is afgesproken, dan komt het regelmatig voor dat er een discussie ontstaat over de vraag of de aannemer recht heeft op een prijsverhoging als gevolg van toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk.

Ten aanzien van een dergelijke discussie geldt de hoofdregel van het bewijsrecht die er simpel gezegd op neerkomt dat diegene die meent ergens recht op te hebben dat ook zal moeten bewijzen. De wet bevat enkele handvaten aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of de door de aannemer gewenste verhoging van de aanneemsom gerechtvaardigd is. In dat kader kan onder andere worden verwezen naar de leerstukken meerwerk (in de zin van artikel 7:755 BW), kostenverhogende omstandigheden (in de zin van 7:753 BW) en zogenaamde stelposten.

Stelposten
De aanneemsom wordt in de praktijk veelal uitgewerkt in een kostenspecificatie waarbij de kosten per onderdeel van de overeenkomst worden gespecificeerd. In dergelijke kostenspecificaties is het niet ongebruikelijk dat op onderdelen van de overeenkomst gebruik wordt gemaakt van stelposten. Een stelpost betreft een zo reëel mogelijke begroting van de kosten die met het betreffende onderdeel gepaard gaan. Stelposten worden in de wet geregeerd door twee artikelen: de afgegeven richtprijs (artikel 7:752 BW) en meerwerk (artikel 7:755 BW).

Een stelpost met een objectief karakter (op dergelijke stelposten kan de opdrachtgever in beperkte mate invloed uitoefenen) wordt beschouwd als een afgegeven richtprijs (art. 7:752 BW). Een subjectieve stelpost (daarop kan de opdrachtgever wel aanzienlijke invloed uitoefenen, bijvoorbeeld als de invulling van de stelpost afhangt van de keuzes van de opdrachtgever) betreft een verandering in een overeengekomen werk in de zin van art. 7:755 BW (meerwerk, hetgeen hieronder wordt besproken).

Indien de stelpost een objectief karakter heeft dan valt deze onder het bereik van artikel 7:752 BW. Hieruit volgt dat een stelpost als een richtprijs wordt beschouwd die met niet meer dan 10% overschreden mag worden, tenzij de aannemer de opdrachtgever zo spoedig mogelijk voor de waarschijnlijkheid van de overschrijding heeft gewaarschuwd. De sanctie op het niet nakomen van deze waarschuwingsplicht is dat de aannemer zijn recht verspeelt de richtprijs met meer dan 10% te verhogen.

Meerwerk
In artikel 7:755 BW is bepaald dat de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs kan vorderen wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Of de opdrachtgever uit zichzelf de noodzaak van een prijsverhoging had moeten begrijpen, zal grotendeels afhangen van de vraag hoeveel deskundigheid de aannemer bij de opdrachtgever mocht verwachten.

In een recente uitspraak van de rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2021:7493) heeft de rechtbank zich uitgelaten over het verweer van de aannemer die zich op het standpunt stelde dat de opdrachtgever de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen, omdat op voorhand duidelijk was dat er een aanzienlijke tijdsbesteding gepaard zou gaan met de door de opdrachtgever gewenste aanvulling van de werkzaamheden. Het ging om verhuiswerkzaamheden die aanvankelijk door de opdrachtgever zelf zouden worden verricht. Dat bleek later niet mogelijk, waarna de opdrachtgever deze werkzaamheden heeft uitbesteed aan de aannemer. De rechtbank heeft naar aanleiding daarvan overwogen dat om een dergelijk verweer te doen slagen, het niet voldoende is dat de opdrachtgever zich heeft gerealiseerd dat een aanvulling op het oorspronkelijke werk tot een prijsverhoging zou leiden. De rechtbank is van oordeel dat het erop aankomt of de opdrachtgever een reëel inzicht heeft gekregen in de omvang van de concreet te verwachten meerkosten. Dit was volgens de rechtbank in deze zaak niet het geval, zodat de betreffende aannemer geen aanspraak kon maken op een prijsverhoging.

Kostenverhogende omstandigheden
Uit artikel 7:753 BW volgt dat de mogelijkheden die een aannemer heeft om de aanneemsom aan te passen aan kostenverhogende omstandigheden die zich pas voordoen na het sluiten van de overeenkomst of die pas daarna aan het licht treden, alleen gelden indien de aannemer de opdrachtgever zo spoedig mogelijk voor de noodzaak van een prijsverhoging heeft gewaarschuwd.

Gedachte achter de waarschuwingsplicht
Wat opvalt bij de bespreking van de hiervoor genoemde leerstukken is dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen om aan de aannemer die overschrijdende kosten bij de opdrachtgever in rekening wenst te brengen een waarschuwingsverplichting op te leggen. De gedachte hierachter is dat de opdrachtgever door de informatie over de prijsverhoging in de gelegenheid wordt gesteld om verantwoorde keuzes te maken en niet achteraf wordt geconfronteerd met een kostenverhoging.

Advies: leg zoveel mogelijk schriftelijk vast
Uit het vorenstaande volgt dat de opdrachtgever die denkt dat een vaste aanneemsom ook daadwerkelijk vast staat onder omstandigheden bedrogen kan uitkomen.

Het heeft de voorkeur dat beide partijen de gemaakte afspraken duidelijk op schrift stellen zodat de omvang van de overeenkomst helder is. Indien vervolgens gedurende de uitvoering van de werkzaamheden sprake is van toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk dan is het van belang om ook deze gang van zaken schriftelijk vast te leggen. Daaruit dient in ieder geval te blijken dat de opdrachtgever tijdig door de aannemer is gewaarschuwd voor de kosten(verhoging) en dat een reëel inzicht is gekregen in de omvang van de te verwachten meerkosten.

Toevoegingen aan en veranderingen in het overeengekomen werk zijn in de praktijk aan de orde van de dag. Als men de gang van zaken daaromtrent deugdelijk schriftelijk wenst vast te leggen (mede met het oog op eventuele toekomstige discussies) dan vergt dat de nodige administratieve werkzaamheden. Niet iedereen zit daarop te wachten. Daar komt bij dat men aanvankelijk op goed vertrouwen te werk gaat (“afspraak is afspraak, dat komt wel goed”). Dergelijke omstandigheden zijn een goede voedingsbodem voor juridische geschillen, waarbij wij u met raad en daad kunnen bijstaan.

LEFF advocaten - Logo

Waldeck Pyrmontsingel 77
6524 BA Nijmegen
T 024 – 200 67 17
F 024 – 744 01 65
E info@leffadvocaten.nl

M Anne Winters 06 – 4318 0220
E anne@leffadvocaten.nl

M Piet Janssen 06 – 8242 9686
E piet@leffadvocaten.nl

M Thom Hermens 06 – 8243 4385
E thom@leffadvocaten.nl